Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9681

Datum uitspraak2008-06-12
Datum gepubliceerd2008-08-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers306458 / KG ZA 08-400
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep op verrekening verworpen omdat formeel niet aan de vereisten is voldaan; vordering desalniettemin afgewezen. Vereisten toewijzing geldvordering in kort geding


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 306458 / KG ZA 08-400 Uitspraak: 12 juni 2008 VONNIS in kort geding in de zaak van: [eiser sub 1], wonende te Voorburg, eiser sub 1, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LELY HOFF B.V. gevestigd te Voorburg, eiseres sub 2, procureur mr. P.H.Ch.M. van Swaaij, advocaat mr. T.K. Dik te Voorburg, - tegen - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOEKSCHE BEHEER B.V. gevestigd te Hoek van Holland, gedaagde, advocaat mr. N. Roodenburg te Den Haag. Partijen afzonderlijk worden hierna aangeduid als “[eiser sub 1]” en “Lely Hoff” respectievelijk “Hoeksche Beheer”. 1 Het verloop van het geding De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 7 mei 2008; - pleitnotities en producties van mr. Dik; - pleitnotitie en productie van mr. Roodenburg. De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 29 mei 2008. 2 De vaststaande feiten In dit kort geding wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan. 2.1 [eiser sub 1] is statutair directeur van Lely Hoff en van de besloten vennootschap Bellesteijn B.V. te ’s Gravenhage (hierna: “Bellesteijn”). Tot 11 augustus 2006 was [eiser sub 1] ook statu-tair bestuurder van Hoeksche Beheer. Bellesteijn was enig aandeelhouder. Op 11 augustus 2006 heeft [eiser sub 1], in zijn hoedanigheid van bestuurder van Bellesteijn als verkoper de aandelen in Hoeksche Beheer verkocht en geleverd aan de h[X.] (hierna: “[X.]”) voor een bedrag van € 1,--. In de koopovereenkomst staat, voor zover hier relevant: “… Garantieverklaringen van verkoper Verkoper garandeert koper, met in achtneming van het bepaalde in een aan verkoper en koper bekend e-mail van de heer [Y.], gedateerd 11 augustus tweeduizend en zes,…., waarvan een kopie aan deze akte is gehecht, het navolgende, hetwelk door koper wordt aan-vaard: …. Bijzondere bepalingen overeenkomst van verkoop Onderdeel van de in deze akte vervatte overeenkomst is het navolgende: 1. Lening van Hoeksche Beheer … 2. Lening [A.] De vennootschap [Hoeksche Beheer; toevoeging voorzieningenrechter] heeft een schuld van tweehonderdzesentwintig duizend euro (€ 226.000,00) aan de heer [A.], …. Onderdeel van de overeenkomst is het navolgende: deze lening wordt per heden verminderd met een bedrag groot éénhonderddertien duizend euro (€ 113.000,00). Met betrekking tot deze geldlening gelden de navolgende bepalingen: - tot elf augustus tweeduizend acht is geen rente verschuldigd en wordt niet afge-lost; …. 3. Lening [B.] … 4. Lening [eiser sub 1] De vennootschap heeft een schuld van vierhonderdtwee duizend euro (€ 402.000,00) aan de heer [eiser sub 1] en Lely Hoff B.V. Onderdeel van de overeen-komst is het navolgende: deze lening wordt per heden verminderd wegens onin-baarheid gelet op de financiële positie van de vennootschap met een bedrag groot tweehonderdéén duizend euro (€ 201.000,00). Met betrekking tot deze geldlening gelden de navolgende bepalingen: - … - … - de lening wordt afgelost in vaste termijnen van drie duizend vijfhonderd euro (€ 3.500,00) per maand te voldoen maandelijks, voor de eerste maal op éénen-dertig augustus tweeduizend en zes. …. 5. … c. De heer [eiser sub 1] draagt zorg voor vermindering van de leningen en aanpassing van de voorwaarden als hiervoor onder 1. tot en met 4. genoemd; … d. Effectuering van de in dit onderhavige hoofdstuk genoemde punten zal zo spoe-dig mogelijk plaatsvinden; verkoper en koper zijn zich bewust van het feit dat de onderhavige overeenkomst geen garanties of zekerheden op het laatstvermelde punt bevat. ..” 2.2 De in de koopovereenkomst genoemde e-mail van de heer [Y.] d.d. 11 augustus 2006, luidt (voor zover hier relevant) als volgt: “In de afgelopen weken hebben de heer [eiser sub 1] en ik het met u gehad over een mogelijke overdracht van aandelen van Hoeksche Beheer B.V. Tijdens deze gesprekken hebben wij u er op gewezen dat er naast onze standaard bedrijfsvoering ook nog diverse issues lopen die nog dienen te worden afgehandeld. Voor de volledigheid zou ik u hier nogmaals op willen wijzen. Het betreft de volgende zaken: • Afhandeling claim Spark Energy • Afhandeling faillissement Quatro Banket • Achterstand in betalingen loonbelasting • Melding betalingsonmacht fiscus, pensioenfonds en UWV. …” 2.3 De in 2.1 onder 4 genoemde lening aan [eiser sub 1] en Lely Hoff is conform het in de koop-overeenkomst gestelde door [eiser sub 1] en Lely Hoff voor de helft kwijtgescholden. Na de aan-delenoverdracht resteerde derhalve een schuld van Hoeksche Beheer aan [eiser sub 1] en Lely Hoff ten bedrage van € 201.000,--, welke lening door middel van maandelijkse betalingen van € 3.500,-- door Hoeksche Beheer aan [eiser sub 1] diende te worden afgelost. Hoeksche Be-heer heeft de maandelijkse aflossingen voldaan tot en met januari 2008. Nadien heeft zij geen betalingen meer verricht. 2.4 Tijdens een bespreking op 26 februari 2008 heeft [eiser sub 1] van Hoeksche Beheer een memo ontvangen met de volgende inhoud: “MEMO TEN BEHOEVE VAN BESPREKING OP DINSDAG 26 FEBRUARI 2008 INZAKE VASTSTELLING FINANCIELE VERHOUDINGEN MET DE HEER [eiser sub 1] en aan hem gerelateerde vennootschappen saldo te vorderen volgens opstelling d.d. 7 febr van Stefan de Loos 107432 van voorgestelde correcties ad -35263 mogelijk acceptabel 3665 niet in overzicht vermeld schuld Bellesteyn -258000 te verrekenen met de heer [eiser sub 1] niet door de heer den toom geaccepteerde kwijtschelding van 50% van zijn lening 113545 verrekening van niet door de heer [A.] erkende vrijstelling van rente gedurende 2 jaar (8% per jaar van 226.000) 36160 Verrekening betaling aan Wessel Tiedeman inzake procedure Quattro 70000 verrekening kosten Wessel Tiedeman gemaakt ivm Quattro (stelpost) 20000 Per saldo nog te vorderen 92802” 3 Het geschil Eisers vorderen dat het de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam moge behagen om, rechtdoende in kort geding, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, Hoeksche Beheer te veroordelen om de betaling van de maandelijkse aflossing ad € 3.500,-- aan [eiser sub 1] met onmiddellijke ingang en met terugwerkende kracht tot maart 2008 te hervatten, een en ander met veroordeling van Hoeksche Beheer in de kosten van dit kort geding. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten hebben eisers aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd. 3.1 Hoeksche Beheer is gehouden de maandelijks overeengekomen aflossing van de lening te hervatten. Er bestaat geen rechtsgrond tot verrekening van een vordering van Hoeksche Beheer op [eiser sub 1] dan wel Lely Hoff. 3.2 [eiser sub 1] heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening; zonder de maande-lijkse bijdrage van € 3.500,-- hebben hij en zijn echtgenote onvoldoende inkomsten om in hun levensonderhoud te voorzien. Van restitutierisico is geen sprake. 3.3 Hoeksche Beheer heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop in het kader van de be-oordeling - voor zover nodig - zal worden ingegaan. 4 De beoordeling 4.1 Een geldvordering kan in kort geding worden toegewezen indien: - het bestaan van die vordering voldoende aannemelijk is; - sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening wordt getroffen; - bij afweging van de belangen van partijen het restitutierisico onder ogen is gezien. 4.2 De spoedeisendheid van de zaak ligt besloten in de stellingen van eisers. 4.3 De voorzieningenrechter stelt voorop dat Hoeksche Beheer de verschuldigdheid en de opeisbaarheid van de maandelijkse betalingen op zichzelf niet betwist. Hoeksche Beheer heeft zich evenwel beroepen op verrekening, daartoe stellende dat zij diverse vorderingen heeft op [eiser sub 1], hetgeen ingevolge het in 2.4 bedoelde overzicht (hierna: “het overzicht”) per saldo zou leiden tot een vordering van Hoeksche Beheer op [eiser sub 1] van € 92.802. Dit verweer gaat echter niet op. Ingevolge artikel 6:127 lid 2 BW is voor verrekening in elk ge-val vereist dat de schuldenaar die zich op verrekening beroept, een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij. Van dat laatste is hier geen sprake. De in het overzicht opgenomen vorderingen met betrekking tot de lening aan de heer [A.] en met betrekking tot Quattro vinden hun grondslag in de koopovereen-komst d.d. 11 augustus 2006 (zie 2.1). Bij deze overeenkomst waren Bellesteijn als verkoper en [X.] als koper partij. [eiser sub 1] was slechts betrokken in zijn hoedanigheid als bestuur-der van Bellesteijn alsmede als bestuurder van de over te dragen vennootschap Hoeksche Beheer, derhalve niet in privé. Indien er sprake is geweest van onrechtmatig handelen van [eiser sub 1] op grond waarvan hij in privé aansprakelijk gehouden zou kunnen worden voor mogelijke vorderingen jegens Bellesteijn uit hoofde van de koopovereenkomst van 11 au-gustus 2006, zou dit slechts kunnen leiden tot een vordering van [X.] jegens [eiser sub 1] en niet van Hoeksche Beheer jegens [eiser sub 1]. Dat [X.] de vermeende vorderingen jegens [eiser sub 1] aan Hoeksche Beheer heeft gecedeerd, is niet gesteld of gebleken. 4.4 Voorts is niet aannemelijk geworden dat er sprake is van een substantiële vordering van Hoeksche Beheer op [eiser sub 1] (in privé) uit hoofde van voorgeschoten betalingen voor “al-lerlei doorlopende abonnementen en andere kosten die na de datum van de overdracht door Hoeksche Beheer nog voor de heer [eiser sub 1] in privé zijn betaald”, zoals Hoeksche Beheer heeft gesteld en zoals in het overzicht opgenomen onder de post “saldo te vorderen volgens opstelling d.d. 7 febr van Stefan de Loos”. Hoeksche Beheer heeft weliswaar gesteld dat zij - onverplicht - betalingen voor [eiser sub 1] in privé heeft gedaan, maar zij heeft haar stelling tegenover de betwisting ter zake door [eiser sub 1] niet nader onderbouwd. Ook ten aanzien van de in het overzicht opgenomen post “van voorgestelde correcties ad -35263 mogelijk acceptabel” ten bedrage van € 3.665,-- is, tegenover de betwisting door [eiser sub 1], niet aannemelijk gemaakt dat het hier een vordering op [eiser sub 1] in privé betreft. De overgelegde overzichten bieden in dit kort geding in elk geval onvoldoende aanknopings-punten voor de juistheid van de stelling van Hoeksche Beheer. Een heldere specificatie ont-breekt. Voorts is Hoeksche Beheer er niet in geslaagd ter zitting duidelijk te maken waarom zij mocht menen zonder overleg met [eiser sub 1] zeer substantiële bedragen aan derden te beta-len om deze vervolgens te verrekenen met aan [eiser sub 1] toekomende bedragen. 4.5 Een en ander leidt tot de conclusie dat voorshands niet is gebleken van een voor verre-kening vatbare vordering van Hoeksche Beheer op [eiser sub 1] in privé dan wel op Lely Hoff. Niettemin zal de vordering worden afgewezen. De voorzieningenrechter kan een geldvorde-ring als de onderhavige slechts toewijzen indien is voldaan aan de onder 4.1 hiervoor ge-noemde criteria. Dat is niet het geval. Uit de stellingen van Hoeksche Beheer vloeit welis-waar niet voort dat zij substantiële tegenvorderingen heeft op [eiser sub 1], maar veronderstel-lenderwijs uitgaande van de juistheid van de stellingen van Hoeksche Beheer - erop neer-komende dat [eiser sub 1] [X.] bewust onjuiste mededelingen heeft verstrekt teneinde Brin-kers ertoe te bewegen de aandelentransacties aan te gaan - dringt zich de vraag op of het niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser sub 1] in deze con-text ten laste van Hoeksche Beheer aanspraak maakt op de continuering van de maandelijk-se aflossing. De aard van het kort geding staat eraan in de weg dat in een zaak als deze be-wijsvoering wordt opgedragen. Op basis van de beschikbare informatie acht de voorzienin-genrechter de vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter acht voorts onvoldoende aannemelijk dat sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed onmiddellijk een voorziening wordt getroffen. Im-mers, [eiser sub 1] stelt de maandelijkse betalingen nodig te hebben voor zijn levensonderhoud, maar hij stelt tevens dat er geen sprake is van enig restitutierisico omdat derden die in zijn onderhoud voorzien tevens bereid zijn zich voor hem garant te stellen. Met een dergelijke garantstelling, die overigens niet is geconcretiseerd, lopen die derden geen geringere risico’s dan door [eiser sub 1] een lening te verstrekken. Een en ander brengt met zich dat deze vorde-ring in kort geding dient te worden afgewezen. 4.6 [eiser sub 1] en Lely Hoff zullen als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. 5 De beslissing De voorzieningenrechter, wijst de vorderingen af; veroordeelt [eiser sub 1] en Lely Hoff in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Hoeksche Beheer bepaald op € 339,44 aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de procureur; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Kalmthout, griffier. Uitgesproken in het openbaar. 1775/1729